“Een genetisch gemodificeerde kastanjeboom kan straks de eerste boom zijn die zich in de bossen van de Verenigde Staten vrij zal verspreiden, wat wereldwijd een gevaarlijk precedent schept.“
Op 18 augustus 2020 publiceerde het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA) een petitie van onderzoekers van de State University of New York College of Environmental Science and Forestry (ESF) die federale goedkeuring willen om hun genetisch gemodificeerde (ggo) Amerikaanse kastanjeboom, de ‘Darling 58’ (D58), in de bossen van de VS uit te zetten. Volgens hen is de transgene D58 kastanjeboom bestand tegen kastanjekanker die, in combinatie met ongebreidelde roofbouw, aan het begin van de 20e eeuw haast alle kastanjebomen vernietigde. In feite is de transgene Amerikaanse kastanjeboom een paard van Troje dat de deuren moet openen voor commerciële transgene bomen die bestemd zijn voor industriële plantages.
De D58 zou de eerste in de VS goedgekeurde transgene bosboom zijn en de eerste transgeen die zich in het wild zou kunnen verspreiden. (In 2010 werden transgene canolaplanten in het wild gevonden, maar dat was niet bewust gepland). “Dit is een project om een wilde soort snel te domesticeren door middel van genetische manipulatie en versnelde kweek, en vervolgens terug te zetten in ecosystemen om zichzelf in stand houdende populaties te vormen – een opzettelijke evolutionaire interventie die nog nooit eerder is geprobeerd met welke soort dan ook,” leggen wetenschappers van het Center for Food Safety (CFS) en International Center for Technology Assessment (ICTA), twee ngo’s, uit.
“Het zuiden van de VS is wereldwijd ‘ground zero’ voor de bosproductenindustrie en wij zien transgene kastanjebomen als een slinkse manier van deze industrie om de sluizen te openen voor ‘frankenstein-bomen’ die schadelijk zullen zijn voor bossen, biodiversiteit en lokale gemeenschappen in de hele regio,” legt Scot Quaranda van Dogwood Alliance uit, een ngo die werkt aan de bescherming van de bossen in het zuiden van de VS. “Onze natuurlijke bossen die de wilde dieren en de economische soevereiniteit van plattelandsgemeenschappen ondersteunen zullen snel worden vervangen door boomplantages voor houtpellets, papier en gergelijke meer, waardoor milieuschade en klimaatonrechtvaardigheid ontstaat.”
De Amerikaanse kastanjeboom heeft het moeilijk omdat inheemse volkeren, wetenschappers, studenten, activisten, bosbouwers en anderen zich al tientallen jaren verzetten tegen het gebruik van transgene bomen, waaronder een verbod op het gebruik van dergelijke bomen door de Forest Stewardship Council en een besluit van de Verenigde Naties waarin landen worden gewaarschuwd voor de gevaren van tfransgene bomen en waarbij wordt aangedrongen op het voorzorgsbeginsel bij de aanpak ervan.
Op 19 oktober 2020, de sluitingsdatum van de openbare commentaarperiode op de petitie, hadden 109 organisaties, die miljoenen leden vertegenwoordigen, plus nog eens 123.426 individuen hun verzet tegen de D58 geregistreerd. De volgende stap is de opstelling van een ontwerp vvoor een milieueffectrapport (MER) door het ministerie van Landbouw met een aanbeveling om gevolg te geven aan de petitie. De American Chestnut Foundation (TACF) schat dat dit tot een jaar in beslag kan nemen. Daarna zal opnieuw een periode van openbare inspraak worden ingelast om de ontwerp-MER te herzien, waarna het bureau een definitief MER zal opstellen met een besluit over het verzoekschrift.
De D58 veiligheidsstudies zijn ‘ongeldig’, waarschuwen wetenschappers
Terwijl van Amerikaanse kastanjebomen bekend is dat ze honderden jaren leven, groeien D58-bomen pas sinds 2017, waardoor kan getwijfeld worden aan de bewering in de ESF-petitie dat ‘’Darling 58’’ in detail is bestudeerd en er geen plantenplagen of milieurisico’s zijn waargenomen.
In een rapport over de transgene Amerikaanse kastanjeboom waar zij aan meeschreef, legt Dr. Rachel Smolker van Biofuelwatch uit: “Gezien de lange levensduur van bomen en de diverse milieuomstandigheden waarmee ze te maken krijgen, kunnen we niet gaan extrapoleren op basis van tests die op zeer jonge bomen onder gecontroleerde laboratorium- en veldomstandigheden zijn gevoerd. Hoe trangene bomen zich zouden kunnen gedragen in de diverse en veranderende context van natuurlijke bossen gedurende lange periodes is onbekend en zal waarschijnlijk onbekend blijven zelfs nadat ze worden toegelaten”.
Wetenschappers van CFS en ICTA waarschuwen voor problemen met de D58-veiligheidsstudies en schrijven: “Gezien de jonge leeftijd van ‘Darling 58’-bomen en het overeenkomstige gebrek aan weefselmonsters, zijn de conclusies van de meeste dierproeven die in de petitie worden beschreven, te voorlopig om er ons op te kunnen baseren.”
Bij het bestuderen de gemaakte beoordeling van de effecten als gevolg van het inbrengen van het bacterieziekte-resistente oxalaat-oxidase (OxO) transgen in het kastanjegenoom, wijzen zowel CFS als ICTA er verder op dat sommige D58-studies in feite geen gebruik maakten van materiaal van transgene D58-bomen, waardoor ze ongeldig worden. “Indieners hebben experimenten uitgevoerd om te bestuderen hoe hommels door ‘Darling 58′ kunnen worden beïnvloed, maar beschikten niet over voldoende ‘Darling 58’-stuifmeel voor de experimenten en gebruikten dan maar niet-transgeen stuifmeel, waaraan zij gezuiverd OxO uit gerstzaden toevoegden. (…) Andere belangrijke eerste studies op dieren die in het verzoekschrift worden vermeld, zijn van beperkt nut omdat zij betrekking hadden op het voederen van bladeren van de ‘Darling 4’ in plaats van de ‘Darling 58’ … hoewel ‘Darling 4’ veel lagere OxO-niveaus in bladeren heeft (…) waardoor de conclusies voor risicobeoordelingen opnieuw worden ontkracht.” De ‘Darling 4’ was een eerdere versie van de Amerikaanse kastanjeboom die genetisch was gemanipuleerd met het OxO-transgen.
Hoewel onderzoekers hebben betoogd dat een strikt regelgevingsproces de veiligheid van de transgene D58-boom zal waarborgen, is er een rapport uit 2019 van de National Academies of Sciences, Engineering, and Medicine getiteld, “Forest Health and Biotechnology: Possibilities and Considerations,” dat de alarmbellen doet rinkelen: “Bosgezondheid wordt niet in aanmerking genomen in de regelgeving voor het gebruik van biotechnologie of voor andere benaderingen om insectenplagen of ziekteverwekkers in bosbomen te verzachten. (…) Er zijn geen specifieke voorschriften of beleidslijnen die deze agentschappen op biotechbomen toepassen.”
Winstbejag belangrijker dan moraliteit?
Voorstanders beweren dat er geen nadelen verbonden zijn aan het creëren van een boom die is ontworpen om weerstand te bieden tegen een geïntroduceerde plaag. Maar net zoals een onnatuurlijke opeenstapeling van brandbaar materiaal in het bos kan leiden tot een verwoestende bosbrand, kunnen de toekomstige gevolgen van zelfs een goedbedoelde actie catastrofaal worden, zeker in combinatie met de onvoorspelbare effecten van klimaatverandering en extreem weer. Toch zijn onderzoekers bomen aan het ontwerpen met de overtuiging dat omdat ze het kunnen, ze het ook moeten doen.
de toekomstige gevolgen van een zelfs goedbedoelde actie kan catastrofaal worden, zeker in combinatie met de onvoorspelbare effecten van klimaatverandering en extreem weer
In haar boek ‘Can Science Make Sense of Life?’ legt Dr. Sheila Jasanoff, Pforzheimer hoogleraar wetenschaps- en technologiestudies aan de Harvard Kennedy School, uit wat de gevolgen van deze arrogantie zijn. “Voor biowetenschappers en hun enthousiaste promotors bepaalt de boog van het technologisch mogelijke, vaak samenvallend met de belofte van financieel gewin, in toenemende mate (…) de grenzen van het moreel toelaatbare.”
Onderzoeker William Powell, wiens onderzoek naar de transgene Amerikaanse kastanjeboom zowel financiële als technische steun heeft ontvangen van bedrijven die een gevestigd belang hebben bij de goedkeuring van de boom – waaronder Monsanto, ArborGen en Duke Energy – verdedigt zijn benadering. In een artikel in The Conversation schrijft Powell: “Een van de belangrijkste voordelen van genetische manipulatie is dat deze veel minder verstorend is voor het oorspronkelijke kastanjegenoom – en dus voor de ecologisch belangrijke kenmerken daarvan. De bomen blijven meer vormvast met minder kans op onvoorziene en ongewenste neveneffecten. Zodra deze genen zijn ingebracht, worden zij een normaal onderdeel van het genoom van de boom en worden zij net als elk ander gen geërfd.”
In een briefing gepubliceerd door de Federatie van Duitse Wetenschappers, stellen Dr. Ricarda Steinbrecher, een moleculair geneticus, en Antje Lorch, een biologe, echter dat het genetische manipulatieproces inherent riskant is. Het document stelt: “Het is goed gedocumenteerd dat de processen van plantentransformatie aanleiding geven tot vele mutaties in het hele plantengenoom en op de plaats waar het transgen wordt ingebracht. (…) Elke serieuze studie van de risico-evaluatie moet rekening houden met verschillende generaties, bijvoorbeeld om de stabiliteit en de erfelijkheid van het transgen, onbedoelde neveneffecten en veranderingen ten gevolge van het effect van de transformatie te beoordelen.”
Waarom de Amerikaanse kastanjeboom?
De Amerikaanse kastanjeboom van het type D58 is het hoogtepunt van tientallen jaren inspanningen van biotechnologie- en houtbedrijven om de deuren te openen voor transgene bomen in de VS. In 1999 sloot Monsanto zich aan bij houtbedrijven uit de VS en Nieuw-Zeeland om een “joint venture voor biotechnologie in de bosbouw” te vormen, die later ArborGen werd, een van ’s werelds leiders op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van transgene bomen. Het onderzoek naar transgene bomen was oorspronkelijk gericht op bomen en eigenschappen die door de bosbouwindustrie werden gewaardeerd; bomen zoals populier, den en eucalyptus, en eigenschappen bevatte zoals resistentie tegen insecten, tolerantie voor herbiciden, snellere groei of veranderde houtsamenstelling.
De Amerikaanse kastanjeboom van het type D58 is het hoogtepunt van tientallen jaren inspanningen van biotechnologie- en houtbedrijven om de deuren te openen voor transgene bomen
Andere vroege samenwerkingsverbanden – waaronder de Tree Genetic Engineering Research Cooperative aan de Oregon State University, die in 1994 van start ging – brachten universitaire onderzoekers samen met hout- en biotechnologiegiganten en de US Forest Service om transgene bomen te ontwikkelen voor industriële houtplantages.
Deze inspanningen stuitten op wijdverspreide tegenstand en sabotage, waardoor de industrie tot de conclusie kwam dat zij een charismatische ‘testboom’ nodig had om te proberen de publieke opinie met betrekking tot transgene bomen voor zich te winnen.
In een in 2007 gepubliceerd artikel wordt het volgende verklaard: “Er is verzet tegen de commerciële toepassing van bomen die speciaal zijn ontworpen voor snelle groei en grotere opbrengsten, door degenen die menen dat ze alleen profijt zullen opbrengen aan ‘grote bedrijven’. Het zal blijven bij eigenschappen die brede maatschappelijke voordelen hebben, zoals natuurbehoud (…) om acceptatie te krijgen.”
De D58 wordt gezien als een positief voorbeeld van de voordelen van ‘biotechnologie voor natuurbehoud’ voor de belaagde biotechnologie-industrie. Duke Energy ziet de Amerikaanse kastanjeboom ook voor zijn waarde als een ‘greenwashing tool’. Duke Energy investeerde miljoenen in de transgene Amerikaanse kastanjeboom via het Forest Health Initiative. Duke Energy hoopte de Amerikaanse kastanjeboom te kunnen gebruiken om haar verwoeste mijnbouwgebieden te ‘vergroenen’.
Natuuronderzoeker en schrijver Bernd Heinrich heeft zo’n bosje op zijn land in Maine. In een opiniestuk in de New York Times in 2013 schreef hij: “Ik geniet al enkele jaren van Amerikaanse kastanjes, geoogst van enkele bomen die nu deel uitmaken van mijn bos van 600 hektaren in het westen van Maine. Ik plantte vier zaailingen in de lente van 1982. Boven al mijn verwachtingen groeiden de bomen goed, en sommige zijn nu 35 voet (10,50 m – vertaler) hoog. (…) In mijn kleine hoekje van West Maine, is de Amerikaanse kastanjeboom nu veelbelovend om opnieuw een belangrijke component van het ecosysteem te worden.”
De Amerikaanse kastanjeboom was ooit dominant in de oostelijke bossen van de VS en werd zeer gewaardeerd om zijn mooi en rotresistent hout en overvloed aan noten. Hoewel weinigen zich de boom nog herinneren, die tegen de jaren 1920 grotendeels uit het landschap verdween, werd in het begin van de jaren 2010 een voorlichtingscampagne gelanceerd met artikelen in tal van belangrijke publicaties waarin de terugkeer van deze ‘machtige reus’ werd aangekondigd dankzij de wonderen van genetische manipulatie. Miljoenen Amerikaanse kastanjestronken blijven ondertussen uitlopers voortbrengen die af en toe uitgroeien tot bomen die groot genoeg zijn om noten te produceren, en op sommige plaatsen verspreiden wilde Amerikaanse kastanjebomen zich op eigen kracht, waarbij ze op zijn minst blijk geven van een evoluerende tolerantie voor kastanjekanker, een schimmel.
Een ander programma van de American Chestnut Cooperators’ Foundation, dat al tientallen jaren loopt, slaagt erin zuiver wilde Amerikaanse kastanjeboom te kweken die van nature resistent zijn tegen kastanjekanker.
Ondanks dit soort voorbeelden hebben voorstanders van de transgene kastanjeboom de natuurlijke Amerikaanse kastanjeboom functioneel uitgestorven verklaard en blijven zij volhouden dat het voortbestaan ervan afhangt van de introductie van onbewezen en riskante transgene Amerikaanse kastanjebomen in bossen. Maar Lois Breault-Melican, een voormalig bestuurslid van de American Chestnut Foundation die er ontslag nam omwille van de steun van de organisatie voor de transgene Amerikaanse kastanjeboom, wijst erop dat dit argument voorbijgaat aan de risico’s die biologische en andere kastanjeboomtelers lopen: “Deze telers maken zich zorgen over de mogelijke besmetting van hun boomgaarden met ggo’s als gevolg van de ongereguleerde en ongecontroleerde aanplant van transgene Amerikaanse kastanjebomen. Als het USDA deze genetisch gemodificeerde Amerikaanse kastanjebomen goedkeurt, zou de integriteit van de kastanjeboomgaarden voor altijd in gevaar komen.”
Bezorgdheid over de soevereiniteit van de inheemse bevolking
Inheemse volkeren in de regio’s waar de voorgestelde introductie van D58 plaatsvindt, hebben hun bezorgdheid geuit over het feit dat de ongereguleerde verspreiding van een transgene boom een schending zou betekenen van hun soevereine recht om hun grondgebied vrij te houden van ggo’s. Zij dringen erop aan dat de inheemse volkeren worden geraadpleegd bij het herzieningsproces van de Amerikaanse kastanjeboom D58.
“Vandaag zijn er nog steeds grote gebieden met traditionele en verdragsgronden waarop veel wordt bebost en beheerd als soeverein grondgebied van veel verschillende Inheemse Amerikaanse Volken,” legt BJ McManama van het Indigenous Environmental Network uit. “Deze bossen zijn niet alleen een bron van economische zelfbeschikking, maar hebben ook een grote culturele betekenis, zoals heilige plaatsen waar bomen een element van levensonderhoud, kennis en familiale identiteit zijn. Elk levend wezen in de bossen [is] op de een of andere manier verwant en niets in deze gebieden leeft geïsoleerd; daarom vormt het veranderen of wijzigen van de oorspronkelijke informatie binnen één of meer van deze elementen een bedreiging voor de natuurlijke orde die in de loop van millennia tot stand is gekomen”.
Een andere poging om transgene bomen ‘groener’ te maken voor de bio-economie betreft de ontwikkeling van bomen die speciaal zijn ontworpen om extra koolstof op te slaan als een verondersteld middel om klimaatverandering tegen te gaan.
De Eastern Band of Cherokee, leden van de Lumbee Tribe van centraal Noord-Carolina en Seminole-volkeren uit onteigend gebied in Florida sloten zich aan bij de Campaign to STOP GE Trees voor een bijeenkomst in oktober 2014 in de bergen van Noord-Carolina om te protesteren tegen transgene bomen als een vorm van kolonisatie. Hun bezorgdheid betrof vooral detransgene Amerikaanse kastanjebomen.
Lisa Montelongo, een lid van de Eastern Band of the Cherokee, vertelde: “Ik ben erg bezorgd dat transgene bomen een impact zouden hebben op onze toekomstige generaties en hun traditionele gebruik van bomen. Onze mandenmakers, mensen die hout gebruiken voor de natuurlijke kleuren van ons kleiwerk – er zou geen natuurlijk leven zijn, geen levenscyclus in GE-boomplantages.”
Na het kamp nam de stamraad van de Band een unanieme resolutie aan waarin transgene bomen op hun land werden verboden: Eastern Band of the Cherokee Indians (EBCI) Tribal Council Resolution No. 31 (2015): “Wij verbinden ons tot het verwerpen van biomassa, genetische manipulatie van de natuurlijke wereld, koolstofemissiehandel, koolstofcompensatie en koolstofopslag, omdat het valse oplossingen zijn voor de klimaatverandering.” De bezorgdheid richtte zich op het onvermogen van de stam om de transgene Amerikaanse kastanjeboom van hun land te houden als deze in de omringende bossen zou worden geïntroduceerd, wat zij beschrijven als een schending van het Free, Prior and Informed Consent-mandaat volgens de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken.
Wereldwijde gevolgen
Uiteindelijk gaat het er bij de mogelijke deregulering van de D58 niet om een ‘machtige reus’ terug in de oostelijke bossen van de VS te brengen. Met de goedkeuring ervan wordt de weg vrijgemaakt voor de deregulering van alle transgene bomen, met het oog op het tot stand brengen van een ongebreidelde toekomstige ‘bio-economie’ waarin bossen met een grote biodiversiteit worden vervangen door speciaal ontworpen bomen voor de productie van brand- en kunststoffen, chemicaliën, textiel en andere producten in een ‘groene’ versie van ‘business as usual’. Impliciet in dit plan zit een enorme toename in het verbruik van hout. Dit zal op zijn beurt leiden tot een versnelde omvorming van koolstofrijke inheemse bossen, die van cruciaal belang zijn voor de klimaatregeling, en andere ecosystemen tot snelgroeiende plantages met transgene bomen die eigenschappen bezitten waardoor ze sneller als grondstof kunnen worden gebruikt. Bestaande uitheemse plantages van eucalyptus, de meest voorkomende plantageboom, zijn reeds berucht om hun verwoestende sociale, ecologische en klimaatveranderingsgevolgen. Maar nieuw onderzoek van de Oregon State University probeert deze plantages ‘groener’ te maken door te beweren dat eucalyptusbomen genetisch gemodificeerd kunnen worden om onvruchtbaar te worden, via een proces om “LEAFY uit te schakelen”, het gen waarvan wordt aangenomen dat het de bloemvorming controleert. Het onderzoek beweert dat dit zou voorkomen dat eucalyptusbomen inheemse ecosystemen zouden binnendringen, maar het doet niets aan het vermogen van eucalyptusbomen om zich ongeslachtelijk te verspreiden door vegetatieve vermeerdering.
Deze nieuwe technologie biedt ook geen oplossing voor de ernstige problemen die door industriële eucalyptusaanplantingen worden veroorzaakt. Deze gevolgen, die in detail zijn beschreven door de Wereldregenwoudbeweging, omvatten de uitputting van zoet water, gedwongen verplaatsing van inheemse groepen, plattelandsgemeenschappen en zelfvoorzienende boeren, en catastrofale bosbranden. In feite zou de toevoeging van transgene bomen aan deze plantages bekende effecten kunnen verergeren en/of kunnen leiden tot nieuwe, onbekende en mogelijk onomkeerbare problemen.
Een andere poging om transgene bomen ‘groener’ te maken voor de bio-economie betreft de ontwikkeling van bomen die speciaal zijn ontworpen om extra koolstof op te slaan als een verondersteld middel om klimaatverandering tegen te gaan. In een nieuw artikel in Yale Environment 360 worden echter vraagtekens geplaatst bij dergelijke plannen die gericht zijn op het planten van bomen om de klimaatverandering te beperken. In navolging van de bevindingen van de World Rainforest Movement en anderen, meldt het artikel dat “een groeiend aantal wetenschappers en milieuactivisten dit verhaal over het planten van bomen in twijfel trekken. Zij zeggen dat aanplantingsprogramma’s, vooral die op grote numerieke schaal, natuurlijke ecosystemen kunnen verwoesten, waterreserves kunnen uitdrogen, de landbouw kunnen schaden, mensen van hun land kunnen verdrijven – en zelfs de opwarming van de aarde kunnen verergeren.” Bovendien, zeggen ze, “kan het planten van bomen afleiden van de grotere prioriteiten van het beschermen van bestaande bossen en het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen.”
Tegen de pogingen om transgene bomen met hun onvoorspelbare en onomkeerbare gevolgen groen licht te geven, wordt wereldwijd verzet aangetekend door een brede coalitie van wetenschappers, inheemse volken, landbouwkundigen, boeren, bosbouwers, leraren en anderen, maar ook door organisaties die zich inzetten voor de bescherming van de bossen, de mensenrechten en klimaatrechtvaardigheid. Transgene bomen horen niet thuis binnen een ecologisch en sociaal rechtvaardige toekomst.
Nota van de auteur: Na de eerste publicatie van dit artikel meldde Reuters dat op 21 april een Memorandum of Understanding (MOU) was ondertekend tussen de Eastern Band of the Cherokee Indians (EBCI) en de American Chestnut Foundation. De intentieverklaring, die door leden van de EBCI als zeer controversieel wordt omschreven, zou het planten van transgene Amerikaanse kastanjebomen op Cherokee-land mogelijk maken.
Dit artikel verscheen eerst in Truthout en werd gerealiseerd in samenwerking met Earth | Food | Life, een project van het Independent Media Institute. De vertaling werd verzorgd door plutopia.be. Het originele artikel “USDA May Allow Genetically Modified Trees to Be Released Into the Wild” vind je hier.
De standpunten in dit artikel zijn uitsluitend die van de auteur en kunnen al dan niet een weergave zijn van de standpunten van Plutopia.