Er gebeuren vreemde dingen in Brussel, en ze worden met de dag vreemder

“Als we kijken naar de manier waarop het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn taken vervult, doet dat denken aan het personage in een van de romans van Damon Runyan, Rusty Charley, een kleine gangster die in de jaren veertig op Broadway actief was en die, wanneer hij met zijn collega’s dobbelde, de dobbelstenen in zijn hoed gooide en vervolgens het resultaat bekendmaakte zonder de andere spelers de kans te geven om te kijken,” schrijft socioloog Wolfgang Streeck, directeur emeritus van het Max Planck Instituut voor Sociale Wetenschappen in Keulen.


De Europese Unie (EU), een potentiële superstaat met een onthutsend democratisch tekort, bereidt zich voor om twee van haar democratische lidstaten en hun gekozen regeringen, samen met de burgers die hen gekozen hebben, te straffen voor wat zij als een democratisch deficit beschouwt.

Van haar kant wordt de EU geregeerd door een ongekozen technocratie, met een grondwet waar geen ‘volk’ deel van uitmaakt en bestaande uit een reeks onbegrijpelijke internationale verdragen, door uitspraken van een internationaal gerechtshof, het Hof van Justitie van de Europese Unie ( HvJ-EU ), en door een parlement dat geen wetten mag maken en geen oppositie kent. Bovendien kunnen verdragen in de praktijk niet worden herzien en kunnen uitspraken alleen door het Hof zelf worden getoetst.

De huidige kwestie is al oud, maar is, om geen slapende honden wakker te maken, in de beste traditie van de Europese Unie, lang vermeden. In hoeverre is ‘Europees’ recht, vastgesteld door nationale regeringen die achter gesloten deuren bijeenkomen in de Europese Raad en uitgewerkt in de geheime kamers van het HvJ-EU, belangrijker dan nationaal recht dat is vastgesteld door de democratische lidstaten van de Europese Unie?

Het antwoord lijkt voor de hand liggend voor eenvoudige geesten die niet vertrouwd zijn met EU-aangelegenheden: waar, en alleen waar, de lidstaten, overeenkomstig de bepalingen van de Verdragen (in Brussel waarschijnlijk met een hoofdletter T geschreven om het sublieme karakter ervan aan te geven), de EU het recht hebben verleend om wetten te maken die bindend zijn voor hen allemaal, zodat zij in aangelegenheden die zij aan de EU hebben gedelegeerd, onderworpen zijn aan dezelfde wet en deze moeten naleven om hun Unie in staat te stellen zonder wrijving te functioneren.

Niet zo slecht mocht het daarbij blijven

Reeds in het begin van de jaren zestig stelde het HJEU in de Verdragen de algemene suprematie van het EU-recht boven het nationale recht vast. Merk op dat niets dergelijks in de Verdragen terug te vinden is; men moet lid van het Hof zijn om die suprematie waar te nemen. In het begin, toen de bevoegdheid van de Europese Unie nog zeer beperkt was, leek niemand zich daar druk over te maken. Later, toen de Europese Unie begon aan de openstelling van de nationale economieën voor de ‘vier vrijheden’ (noot van plutopia: vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal) van de interne markt en vervolgens met de invoering van de gemeenschappelijke munt, fungeerde de doctrine van de voorrang van het Europees recht echter als een doeltreffend middel om het gezag van de Unie uit te breiden zonder dat het nodig was de Verdragen te herschrijven, vooral omdat dit steeds moeilijker werd met de toename van het aantal lidstaten van zes tot, pre-Brexit, 28.

Wat aanvankelijk niet meer was dan een zeer selectieve overdracht van nationale soevereiniteit naar het hogere niveau, werd geleidelijk de belangrijkste institutionele drijfveer voor wat ‘integratie van rechtswege’ werd genoemd, die werd uitgevoerd door de centrale autoriteiten van de Unie en mede werd uitgevoerd door de verschillende coalities van lidstaten en regeringen.

Deze vorm van integratie werd, met name door rechtsgeleerden, als normatief en technisch superieur beschouwd aan integratie via de politiek. Hoewel de motieven mettertijd veranderden, betekende integratie door middel van het recht altijd een zorgvuldige lezing van de Verdragen om steeds nieuwe redenen te ontdekken voor het onderwerpen van nationale politieke entiteiten aan een post-democratische internationale technocratie.

Gezien de feitelijke blokkering van de herziening van de Verdragen na de verwerping van het ontwerpverdrag voor een Europese grondwet in het Franse referendum van 2005 (55,7% van de stemmen tegen), werd het HvJ-EU uiteindelijk het belangrijkste wetgevende orgaan van de Europese Unie en, inderdaad, het orgaan dat haar grondwet opstelde. (Paradoxaal genoeg was een van de meest waarschijnlijke redenen voor deze verwerping van het grondwettelijk verdrag dat het uitdrukkelijk het primaat van het Europees recht bepaalde).

Niemand weet met zekerheid wat er verborgen ligt in de diepten van de Europese Verdragen in hun huidige versie, die, afhankelijk van het gebruikte lettertype honderden, zelfs duizenden bladzijden tellen.

Zo kan het HvJ-EU, of in afwachting daarvan de Europese Centrale Bank of de Europese Commissie, in de Verdragen functionele redenen lezen voor wat de Duitsers ‘meer Europa’ noemen – monetair beleid moet (!!) tegenwoordig (!!) ook fiscaal beleid omvatten – of algemene bedoelingen – verborgen in de verbintenis van de lidstaten tot een ‘steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa’ kan het mensen lezen in plaats van volkeren – of ‘waarden’ zoals ‘democratie’ en ‘mensenrechten’ kunnen bijvoorbeeld meer vormende seksuele voorlichting op Hongaarse openbare scholen vereisen.

Wat in elk van de gevallen in de Verdragen zal worden gevonden, kan onzeker zijn; waar we echter zeker van kunnen zijn, is dat het Hof nooit de gelegenheid voorbij zal laten gaan om ‘Europa op te bouwen’, waarmee we bedoelen de bevestiging van de suprematie van het Europese recht boven het nationale recht in overeenstemming met de interpretatie die uiteindelijk door het Hof zelf is vastgesteld. Als we kijken naar de manier waarop het Hof zijn taken vervult, doet dat denken aan het personage in een van de romans van Damon Runyan, Rusty Charley, een kleine gangster die in de jaren veertig op Broadway actief was en die, wanneer hij met zijn collega’s dobbelde, de dobbelstenen in zijn hoed gooide en vervolgens het resultaat bekend maakte zonder de andere spelers de kans te geven om te kijken. Hoewel hij altijd won, was niemand geneigd hem domme vragen te stellen, want Charley was ‘het soort kerel dat er een hekel aan had voor leugenaar te worden uitgemaakt’.

Dat de suprematie van het Europees recht over het nationaal recht nu zo’n hoogtepunt van hoog politiek drama heeft bereikt, is te wijten aan het beleid van uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Unie, dat een beleid van hyperuitbreiding van bevoegdheden is geworden. Geconfronteerd met conflicten en verschillen die zij niet in de hand kunnen houden, vestigen de ‘pro-Europeanen’ hun hoop op het HJEU, opdat de uitgeputte legitimiteit van de supranationale politiek kan worden vervangen door de legitimiteit van het recht.

Illiberale politieke regimes

In het middelpunt van de huidige controverse staan Polen en Hongarije met hun ‘iliberale’ politieke regimes. Beide landen dringen aan op een strikte interpretatie van de Verdragen, waarbij de reikwijdte waarin zowel het beleid van een bepaalde lidstaat als het Europese beleid van belang kan zijn voor andere lidstaten of voor de Europese instellingen zelf, strikt wordt beperkt. In de zogenaamde ‘Verdragsbasis’ is het rechtssysteem van een land onderworpen aan EU-toezicht voor zover dit nodig kan zijn om een correct en niet-corrupt gebruik van EU-middelen te waarborgen.

Hoewel dit volgens een letterlijke lezing alles is wat kan worden verstaan onder de eis van het bestaan van een ‘rechtsstaat’, betogen de ‘pro-Europeanen’ dat dit zich uitstrekt tot de status en organisatie van het hoogste rechtscollege van elk land, met name wat betreft de onafhankelijkheid ervan ten opzichte van de uitvoerende macht. Krachtens de verdragen moeten de lidstaten zich ook houden aan bepaalde parameters van democratie en eerbiediging van de mensenrechten; indien zij dit niet doen, kan de Europese Raad hen met eenparigheid van stemmen het recht ontnemen, maar niet uitwijzen, wat geen optie is voor een internationale organisatie die haar lidmaatschap als onomkeerbaar beschouwt.

Corruptie en politisering van het hoogste rechtscollege van een land zijn in feite meestal geen probleem voor de Europese politiek. Wat corruptie betreft, wordt Polen over het algemeen als een schoon land beschouwd (Hongarije minder), terwijl landen als Roemenië, Bulgarije, Slovenië, Slowakije en Malta algemeen bekend staan als bolwerken van vriendjespolitiek en corruptie in het bedrijfsleven, om in sommige gevallen nog maar te zwijgen van de diepgewortelde mishandeling van hun minderheden. Zowel Slowakije als Malta zijn onlangs getuige geweest van de moord op onafhankelijke journalisten, gepleegd door criminele groepen die banden hebben met hun respectieve regeringskringen en betrokken waren bij onderzoeken in verband met gevallen van corruptie op hoog niveau. Toch dreigt niemand met het stopzetten van de Europese subsidies aan deze landen, terwijl de liberale Europese pers er zorgvuldig van afziet de Poolse of Hongaarse ‘rechtsstaat’ te vergelijken met die van Slowakije en Malta.

Er is reden om aan te nemen dat dit het geval is omdat, in tegenstelling tot Polen en Hongarije, beide landen terugbetalen door altijd voor de Europese Commissie te stemmen en verder hun mond te houden. Evenzo is politieke invloed op de hoge rechtscolleges van een bepaald land iets waar de EU-instanties niet al te veel ophef over hoeven te maken: waar grondwettelijke hoven bestaan, zijn die zonder uitzondering allemaal op de een of andere manier gepolitiseerd.

In tegenstelling tot Polen en Hongarije betalen Malta en Slowakije de fondsen terug door altijd voor de Europese Commissie te stemmen en verder hun mond te houden.

Wat Spanje betreft, zie het recente geval van Alberto Rodriguez. Het Podemos-parlementslid verloor zijn zit in het Parlement na een onterechte veroordeling voor mishandeling. Zijn verwijdering laat zien hoe een hooggerechtshof vol rechtse rechters de democratische basisnormen van Spanje ondermijnt. Politisering wordt soms ronduit wenselijk geacht: laat ons ook niet vergeten dat de Commissie en het Europees Parlement Duitsland voor het Hof van Justitie hebben gedaagd omdat de Duitse regering niet heeft verhinderd dat zijn Constitutionele Hof een onafhankelijk advies uitbracht, tot ergernis van de Duitse regering zelf, over de grenzen van de Europese juridische autoriteit, die in dit geval betrekking had op de programma’s voor de aankoop van schulden van de Europese Centrale Bank.

Wat bijzonder is in de gevallen van Polen en Hongarije is niet dat hun hoge rechtscolleges worden aangesteld om ‘invloed uit te oefenen’, maar dat hun regeringen, net als in toenemende mate het Duitse Constitutionele Hof, openlijk aandringen op de restrictieve toepassing van de voorrang van het Europees recht en de overeenkomstige extensieve interpretatie van hun respectieve nationale soevereiniteiten, waardoor de ‘integratie door middel van het recht’, of door middel van het imperium, zoals nagestreefd door het HJEU, openlijk wordt betwist.

Het verhaal dat zich momenteel in Europa ontvouwt is niet juridisch, maar politiek. De meest recente episode begon met de goedkeuring door de Europese Raad van het multi-miljarden kostende Next Generation European Union Recovery Fund (verder NGEU-herstelfonds) in verband met de coronavirus pandemie, met aanzienlijke bedragen bestemd voor Hongarije en vooral Polen, hoewel beide landen slechts marginaal door het virus zijn getroffen.

Polen en Hongarije staan voor verkiezingen

Voor het Europees Parlement, dat de maatregel moet goedkeuren, bood dit een kans om zijn inspanningen om in beide landen een regimewisseling teweeg te brengen, te verveelvoudigen door de uitbetaling van de middelen van het herstelfonds afhankelijk te maken van de politieke en wettelijke concessies die Polen en Hongarije aan de EU doen. In beide landen zijn er binnenkort verkiezingen en de berekening van de Europese technocraten was dat het verlies van deze Europese fondsen, die zogenaamd bedoeld waren om de Polen en Hongaren in staat te stellen een beter leven te leiden, dat beter bestand is tegen kapitalistische crises in het algemeen en het coronavirus in het bijzonder, de huidige regeringen zou uithollen, net zoals het verkrijgen van deze regeringen door hun algehele toegeving aan ‘Europa’.

In het beste geval zou dit nieuwe regeringen aan de macht brengen die in overeenstemming zijn met het beheer van de uitbetaling van de voornoemde fondsen door de internationale elite en die minder verantwoording verschuldigd zouden zijn aan hun bevolking en meer aan ‘Europa’ zoals dat thans door de Europese Unie wordt gevormd. Dit zou ook het aantal liberale parlementsleden in het Europees Parlement uit deze twee landen kunnen doen toenemen, waardoor het nog meer ‘pro-Europees’ zou worden dan het nu al is.

Het probleem voor de Commissie was dat voor het NGEU-herstelfonds eenparigheid van stemmen in de Europese Raad vereist was, waarbij Polen en Hongarije bereid waren tegen te stemmen als het speciale clausules bevatte die tegen hun regeringen waren gericht. Tegelijkertijd stelde het Europees Parlement als voorwaarde voor zijn goedkeuring dat de Commissie zou instemmen met wat bekend is komen te staan als het ‘mechanisme van de rechtsstaat’, dat de Commissie dwong middelen achter te houden voor landen die de voorrang van het Europees recht niet respecteerden, zoals door het HJEU was vastgesteld.

Om haar zin te krijgen ging de Commissie in overleg met het Europees Parlement, terwijl zij Hongarije en Polen klaarblijkelijk beloofde dat het ‘mechanisme van de rechtsstaat’ nooit in werking zou worden gesteld. Officieel werd aangekondigd dat het pas zou worden gebruikt na goedkeuring door het Hof van Justitie, waarbij Polen en Hongarije de wettigheid ervan zouden aanvechten. Dit zou tijd vergen en de uitbetaling van de middelen van het NGEU-herstelfonds overschrijden. Ondertussen drongen de zuinige Noord-Europeanen, aangevoerd door de Nederlanders, er in de Raad op aan dat Polen en Hongarije hard zouden worden aangepakt, waarschijnlijk om hun burgers te doen geloven dat zij kostbare Noord-Europese middelen zouden sparen door te korten op de Poolse en Hongaarse toewijzingen als straf voor het niet hard genoeg naleven van de beginselen van de rechtsstaat.

Niet-Duitse waarnemers kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de ergste aanstichters van deze controverses rond de strijd om het liberaal-democratisch tekort in Polen en Hongarije de Duitsers zijn.

Het resultaat was een ongekende publieke rel, met toenemende druk op de Commissie om de twee ‘illiberale democratieën’ hard aan te pakken en een verzoek aan het Hof om sneller te handelen dan verwacht. Als reactie op dit alles heeft het Poolse Grondwettelijk Hof een uitspraak gedaan, die al lang in de maak was maar om politieke redenen goed werd afgeschermd, waarin het, zich beroepend op het precedent van het Duitse Constitutioneel Hof verklaarde dat de Poolse grondwet in het algemeen boven het Europees recht stond. Verdere geschillen mogen zeker worden verwacht.

Niet-Duitse waarnemers kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de ergste aanstichters van deze controverses rond de strijd om het liberaal-democratisch tekort in Polen en Hongarije Duitsers zijn. Een prominente figuur in dit verband is Katharina Barley, een sociaaldemocraat en voormalig minister van Justitie in de Grote Coalitie, totdat haar partij haar lijsttrekker maakte voor de Europese verkiezingen van 2019, wat uitliep op een ware ramp, aangezien ze 15,8 procent van de stemmen won, tegen 27,3 procent vijf jaar eerder. Omdat ze onherroepelijk naar Brussel moest verhuizen, slaagde Barley erin een van de veertien (!) vicevoorzitterschappen van het Europees Parlement in de wacht te slepen. In de herfst van 2020 kondigde Barley op de Duitse radio aan dat het ‘mechanisme van de rechtsstaat’ zou worden gebruikt om Viktor Orbán in Hongarije en Polen in het algemeen ‘uit te hongeren’ (aushungern).

In Polen zijn er over de generaties heen levendige herinneringen aan de laatste Duitse poging om het land uit te hongeren, herinneringen waar ‘pro-Europese’ Duitse politici blijkbaar ver van afstaan, maar die anderzijds wel met zekerheid weten hoe de buurlanden moeten worden bestuurd: volgens het Duitse model zoals dat door de Duitse regering via Brussel wordt gespecificeerd. Ook Manfred Weber (CSU), leider van de christen-democraten in het Europees Parlement en gefrustreerd oud-kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie, dreigde met de uitzetting van Polen en Hongarije uit de Europese Unie, hoewel dit niet in de verdragen is voorzien. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken, ook een sociaal-democraat, juichte de ‘rechtsstaat’-regel toe omdat hij Hongarije en Polen kan ‘beschadigen’, en werd toegejuicht door een grote groep Duitse Groenen binnen en buiten het Europees Parlement, en bejubeld door de Duitse al dan niet ‘kwaliteitspers‘, incluis de media van de publieke omroep. Als we Von der Leyendaaraan toevoegen, kunnen we de Poolse burgers verontschuldigen voor het feit dat zij geloven dat hun land, waarvan de regering, net als die van Hongarije, de steun heeft van ruwweg de helft van de bevolking, het doelwit is van Duitse agressie.

Wat zit er achter dit alles behalve het ongelooflijke historische geheugenverlies, of de pure domheid, van echt te veel Duitse ‘pro-Europeanen’? Het geld dat via het NGEU-herstelfonds naar de kleinere EU-landen vloeit, moet voor de gemiddelde Duitse belastingbetaler enorm lijken, vooral wanneer hij of zij begint te gissen naar de enorme kosten van de op handen zijnde ‘energiewende’ of de vernieuwing van Duitslands werkelijk door hulpbronnen uitgeputte infrastructuur na de uitvoering van het bezuinigingsbeleid. Het werkelijke doel van het herstelfonds – nationale elites in Oost-Europa die gehecht zijn aan de interne markt en wars zijn van elke vorm van alliantie met Rusland of China aan de macht houden – ligt te gevoelig om er in het openbaar over te praten. Dus moet worden aangetoond dat geld iets hogers koopt dan keizerlijke stabiliteit: onderwerping aan Westeuropees cultureel leiderschap zoals voorgeschreven door de selectie van leiders naar de smaak van haar elites.

Een voorbeeld hiervan is de neoliberaal Donald Tusk, voormalig premier van Polen, die uit zijn ambt werd gezet nadat hij de nationale economie van zijn land had geruïneerd, om vervolgens in een Brusselse voedertrog te worden geplaatst als een van de vele voorzitters van de Europese instellingen, waar hij werd opgeleid om een zegevierende terugkeer naar zijn land te organiseren zodra Kaczyński en de zijnen zouden zijn uitgeroeid.

Zullen Polen en Hongarije leren zich te gedragen als Roemenië of Bulgarije, of zelfs als Malta en Slowakije, en zo hun vijanden in Brussel gunstig stemmen? Als zij dat weigeren en het HJEU het laatste woord krijgt, kan zich een nieuw moment van de waarheid aandienen, ditmaal met een oosters tintje. Hoe het Hof zal oordelen is even zeker als het aantal punten op Rusty Charley’s dobbelstenen het cijfer zal opleveren dat hij nodig heeft om te winnen. Dit kan de weg vrijmaken voor Polexit, net zoals de weigering van Merkel om toegevingen te doen aan Cameron inzake immigratie een overeenkomstige impuls gaf aan Brexit.

Liever een politieke dan een juridische oplossing

Hoewel von der Leyen in toenemende mate de retoriek van Barley, Weber en de Groenen heeft overgenomen, heeft Merkel er tijdens haar laatste uren als kanselier bij de EU op aangedrongen zich terughoudend op te stellen en een politieke in plaats van een juridische oplossing uit te proberen. (Merkel zou wel eens van de Verenigde Staten te horen kunnen hebben gekregen dat deze er niet welwillend tegenover zouden staan als Polen, haar sterkste en trouwste anti-Russische bondgenoot in Oost-Europa, de EU zou verlaten, waar het door de EU wordt gevoed zodat het door de Amerikaanse macht kan worden bewapend).

In dit verband moet worden opgemerkt dat andere lidstaten zich nu langzaam bewust lijken te worden van de aanmatigende houding waarmee de EU steeds nadrukkelijker aandringt op de algemene voorrang van haar wetgeving boven die van haar Lidstaten.

De strijd in Polen en Hongarije kan een einde maken aan het tijdperk waarin ‘integratie van rechtswege’, dankzij het voortschrijdende karakter ervan, door steeds kortzichtiger nationale regeringen met welwillende verwaarlozing kon worden behandeld. Zo zijn sommige centristische Franse politici die volgend jaar aan de presidentsverkiezingen zullen deelnemen, zoals Valérié Pécresse (Les Republicains), Arnaud Montebourg (ex-socialist) en zelfs Michel Barnier, de strijdlustige Brexit-onderhandelaar, begonnen hun bezorgdheid te uiten over wat zij nu de Franse ‘juridische soevereiniteit’ noemen, waarbij sommigen van hen, waaronder verrassend genoeg de laatste, een nationaal referendum eisen om voor eens en voor altijd de suprematie van de Franse wet over de Europese wet vast te stellen.

Op het moment dat ik dit schrijf, heeft het Hof van Justitie een arrest bekendgemaakt waarbij Polen een boete van een miljoen euro per dag wordt opgelegd omdat het heeft nagelaten de kamer van het Poolse Hooggerechtshof af te schaffen die wettelijk was opgericht om toezicht te houden op het Poolse rechtssysteem met de bedoeling, zo lijkt het, om het aan meer politieke controle te onderwerpen. (Polen heeft reeds aangegeven bereid te zijn die kamer voor het eind van het jaar af te schaffen). Samen met een andere boete van 500.000 euro per dag, die eerder werd opgelegd wegens de voortzetting van de exploitatie van een bijzonder vervuilende steenkoolmijn van lage kwaliteit, bedragen deze boetes een half miljard euro per jaar. Hoe enorm dit bedrag ook mag lijken, het is minuscuul in vergelijking met de 36 miljard euro die Polen uit het herstelfonds zou moeten krijgen. Blijkbaar wordt de uitbetaling ervan door de Commissie onder druk van het Europees Parlement tot dusver ingehouden zonder dat daarvoor een formele verklaring wordt gegeven. Of dit soort meedogenloze politieke spelletjes de gewenste regimewisseling teweeg zal brengen, is echter allerminst zeker.

De eerste regel van het Poolse volkslied – “Jeszcze Polska nie zginęła” – vertaalt zich als “Polen is nog niet verloren”; het drukt een krachtige nationale geestdrift uit om de strijd tot het einde toe te voeren, zelfs als die verloren kan zijn en tegen alle gunstige verwachtingen in, ter verdediging van de nationale eer. Mede daardoor lijkt een politieke regeling mogelijk, en misschien is de boete van een miljoen euro slechts de laatste hoera van een Hof dat hoopt op een zijspoor te worden gezet door politici die zich wel twee keer zullen bedenken voor een andere nationale aftocht uit de Europese Unie. (De Duitse publieke opinie is ervan overtuigd dat Polen zal toegeven, zoals iedereen, maar tegen een prijs).

Het gerucht gaat dat Donald Tusk, die zich onlangs kandidaat heeft gesteld als topkandidaat van de Poolse oppositie voor de parlementsverkiezingen van 2023, achter de schermen heeft geprobeerd – en bevestiging heeft gekregen van de Commissie – om de eerste tranche van het Poolse herstelfonds snel uitbetaald te krijgen, omdat hij vreest dat niet hij, maar de regering Kaczyński daarvan zal profiteren als dat niet gebeurt.


Het originele artikel “Letter from Europe: Rusty Charley” vind je hier. De vertaling werd verorgd door Plutopia.
De standpunten in dit artikel zijn uitsluitend die van de auteur en kunnen al dan niet een weergave zijn van de standpunten van Plutopia.

Auteur

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here