De Hagia Sophia – letterlijke vertaald: ‘Heilige Wijsheid’ – het architectonische wonder van Istanbul aan de Bosporus, was op 24 juli voor het eerst in meer dan 80 jaar het podium voor het vrijdagsgebed.
De dienst vond plaats enkele weken nadat de Turkse president Recep Tayyip Erdogan de status van de Hagia Sophia, nadat deze sinds het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw als museum had gediend, als moskee had hersteld. Minuten na de aankondiging van de statuswijziging twitterde Berat Albayrak, de schoonzoon van Erdogan die toevallig ook de minister van Financiën van het land is, een regel uit een gedicht van Necip Fazıl Kısakürek: “Wacht nog even, mensen! Vandaag of morgen wordt Hagia Sophia geopend!”
Kısakürek (1904-1983) is niet zomaar een dichter; hij is waarschijnlijk de 20e eeuwse Turkse intellectueel die Erdogan het meest vereert. De tweet bevestigt de revolutionaire (of misschien beter gezegd contrarevolutionaire) motivatie voor Erdogans acties.
De restauratie is geen ad hoc manoeuvre om Erdogans slappe populariteit te vergroten, maar maakt deel uit van zijn langetermijnplan om het seculiere model van Turkije af te bouwen en in plaats daarvan een nieuw islamistisch Turkije te creëren.
Hagia Sophia domineert al bijna 1500 jaar de skyline aan de oude Stamboel kant van de Gouden Hoorn. Gebouwd in 537 onder de Byzantijnse keizer Justinianus I, heeft het gebouw een kleurrijke geschiedenis gekend. In 1204 hebben kruisvaarders Constantinopel geplunderd en de (orthodoxe) kathedraal enkele decennia lang omgebouwd tot een rooms-katholieke kerk. In 1453 veranderde de Osmaanse sultan Mehmet II na zijn verovering van Constantinopel de Hagia Sophia in een moskee. Vier grote minaretten werden al snel aan het bouwwerk toegevoegd. De volgende 500 jaar stond het bekend als Ayasofya Camii. Nadat Kemal Atatürk de Turkse republiek had gesticht en het seculiere systeem had gesmeed dat het land na tientallen jaren van onrust stabiliseerde, veranderde de regering het majestueuze bouwwerk in 1934 in een museum. Het was deze actie die Erdogan terugdraaide.
De laatste transformaties – de herbestemming van de moskee tot een museum en de hernieuwde transformatie tot een islamitische plaats van eredienst – weerspiegelen de voortdurende strijd tussen de seculiere en islamitische krachten in het hedendaagse Turkije.
Door de Hagia Sophia, de meest prominente moskee van het land om te vormen tot een museum, maakten de seculiere elites van de Republiek een drievoudig politiek betoog. Ten eerste toonden zij hun dominantie over het “obscurantistische” islamitische religieuze systeem dat een radicale sociale hervorming en modernisering in de weg stond. Ten tweede, het omvormen van het gebouw tot een cultureel erfgoed, dat openstaat voor vertegenwoordigers van alle religieuze gemeenschappen, benadrukte het streven van de republikeinse regerende elite om Turkije deel uit te laten maken van wat Atatürk graag de “moderne beschaving” noemde. Ten slotte was het een gedurfde diplomatieke stap om de betrekkingen van Turkije met de naburige orthodox-christelijke staten, Griekenland in het bijzonder, te verbeteren.
De ideologische aartsrivalen van de kemalisten – leden van de conservatieve soennitische elite van Turkije – zijn altijd kritisch geweest over de secularisatie van de Hagia Sophia door Atatürk. In hun ogen was de status van moskee het meest in het oog springende symbool van de grootsheid van het Ottomaanse Rijk.
Een van de meest uitgesproken conservatieve intellectuelen in die tijd was Necip Fazıl Kısakürek. In 1965 sprak hij zijn afschuw uit over de herbestemming tot museum: “Ayasofya wordt uit zijn geest gerukt door de handen van zogenaamde Turken,” schreef hij. “Van zijn muren worden de naam van Allah en de heilige namen van zijn profeten geschraapt; de bepleisteringenbinnenin worden verwijderd om de heidense beelden [Orthodoxe mozaïeken bedekt met de Ottomaanse veroveraars] bloot te leggen; en het wordt veranderd in een museum om de grootsheid van het kruis bloot te leggen in plaats van de halvemaan, met andere woorden. Het wordt veranderd in een sarcofaag waar de Islam begraven ligt.”
Kısakürek is een merkwaardig en controversieel figuur. Hij is een telg uit een gegoede oude Ottomaanse familie die in de schemerjaren van het Ottomaanse Rijk op de beste scholen in Franse en Amerikaanse stijl van Constantinopel studeerde . Later ging hij, direct na de oprichting van de Turkse Republiek op een overheidsbeurs naar Frankrijk. In Parijs studeerde hij aan de Sorbonne filosofie bij Henri Bergson. Het lijkt erop dat hij in het midden van de jaren twintig een Rive Gauche bohémienachtige levensstijl aanhield – veel drinken en gokken – maar al snel na zijn terugkeer in Turkije onderging hij een spirituele crisis en keerde hij zijn rug naar het Westen.
Thuis werd Kısakürek een uitgesproken criticus van de door de kemalisten geleide seculiere modernisering. In plaats daarvan pleitte hij voor een ‘islamitische revolutie’ die, zo stelde hij, “de volledige ommekeer van het kemalisme mogelijk zou maken”. Ironisch genoeg, bootste Kısakürek met zijn islamitische visie Ataturks meedogenloze etatisme en zijn sociale technieken na. Net als Atatürks acties in naam van het secularisme, ondersteunde Kısakürek het gebruik van staatsinstellingen, het onderwijssysteem, de massamedia en de rechtbanken als ‘vehikels’ voor de vorming van een ‘nieuwe, vrome jeugd’.
Als student in de jaren zeventig had Erdogan veel bewondering voor de geschriften van Kısakürek. Toen zijn filosofische idool in 1983 stierf, behoorde de 29-jarige Erdogan tot de duizenden rouwenden op de begrafenis van Kısakürek in Istanbul. Twintig jaar later wint Erdogans islamitisch georiënteerde Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) de nationale verkiezingen en wordt hij premier. In een interview in 2002 noemde Erdogan Kısakürek als de “belangrijkste wereldfiguur” die zijn politieke visie vorm gaf. Gedurende bijna twee decennia aan de macht heeft Erdogan de ideologische blauwdruk van Kısakürek gevolgd, waarbij hij alle hefbomen van de staatsmacht heeft gebruikt om zijn islamistische toekomstvisie te realiseren.
Erdogans zet om Istanbul’s Hagia Sophia om te vormen was geen toevalstreffer. Er is een consistent patroon gevolgd. Het terug veranderen van oude Byzantijnse kerkmusea in moskeeën maakt al minstens tien jaar deel uit van het uitgebreide conservatieve programma van de AKP.
Zo werd in 2011 de Hagia Sophia in Iznik (Nicaea) – een museum sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw – heropend als Hagia Sophia-moskee. Vervolgens werd de Hagia Sophia in Trabzon, die 52 jaar lang als museum onder het Ministerie van Cultuur heeft gefunctioneerd, overgedragen aan de autoriteit van de Directie Religieuze Zaken.
Kort daarna werden deze twee Hagia Sofia’s heropend als moskeeën. Bulent Arinc, een vooraanstaand conservatief politicus en een van de medeoprichters van de AKP, mijmerde over het lot van hun beroemdste naamgenoot in Istanbul, en verwees er direct naar als moskee. “We staan nu naast de Hagia Sophia Moskee”, zei hij in november 2013. “We kijken naar deze trieste Hagia Sophia, maar als God het wil, zullen we hem binnenkort weer zien glimlachen”.
Die dag was 24 juli.
De reconversie van de Hagia Sophia in Istanbul is een grote stap in de richting van het vervullen van wat Erdogan en andere conservatieven hebben gekarakteriseerd als hun historische missie van “grote restauratie”. Het “Nieuwe Turkije” dat ze bouwen zou de onbetwiste leider van de soennitische wereld moeten zijn – net zoals het toenmalige Ottomaanse Rijk voor zijn ondergang in het begin van de 20e eeuw, dat was
Deze neo-Ottomaanse visie vertegenwoordigt de antithese van de seculiere Turkse staat die Atatürk voor ogen had. Ook de tijdlijn van Erdogan is opmerkelijk: Hij en zijn politieke bondgenoten willen ‘de normalisering van het verleden’ bereiken tegen het eeuwfeest van de oprichting van de Turkse republiek in 2023.
Met zijn decreet over Istanbul’s Hagia Sophia heeft Erdogan zijn politieke erfenis helpen consolideren. Elke toekomstige Turkse leider die probeert Erdogans actie teniet te doen, zal een zware strijd moeten voeren, aangezien de reconversie van de Hagia Sophia niet alleen werd ingekaderd als een daad van ‘historische gerechtigheid’ maar als een uitdrukking van de ‘wil van het volk’.
Het originele artikel The philosophy behind Erdogan’s Hagia Sophia “reconquest” werd op 27 juli gepubliceerd op Eurasianet.