CBC heeft de misdaden van Israël in Gaza witgewassen. Ik heb het van nabij meegemaakt

Uiteraard houden redacties vergaderingen om te bepalen welk nieuws ze zullen brengen en hoe ze dat gaan doen. Zo werkt een redactie nu eenmaal. Een journaliste die onlangs ontslag nam bij CBC – Canada’s equivalent van de VRT – vertelt in het artikel hieronder over de praktijken die ze bij CBC meemaakte om de aanval van Israël op Gaza goed te praten.  Het gebeurde in Canada maar we mogen er er van uitgaan dat vergelijkbare gebeurtenissen zich zonder twijfel ook afspelen binnen talloze andere westerse redacties.

Niemand hoeft de illusie te koesteren dat de westerse media serieuze pogingen doen om de realiteit in Gaza te verstaan, om Israël ter verantwoording te roepen, of om een stem te geven aan de zwaksten en meest kwetsbaren (de kinderen van Gaza). Media- en politieke instellingen in het Westen zijn medeplichtig aan Israëls afslachting en actieve uithongering van de bevolking van Gaza.

Journalisten die het recht van Israël om een genocide uit te voeren niet steunen, houden zich gedeisd of hebben, net als de auteur van onderstaand artikel, ontslag genomen.



Toen ik vijf jaar lang als producer werkte bij de publieke omroep, was ik getuige van de dubbele normen en discriminatie in de berichtgeving over Palestina en ervoer ik aan den lijve hoe CBC mensen die zich uitspreken disciplinair straft…

De uitvoerend producent keek me bezorgd aan. Het was 16 november 2023 en ik was opgeroepen voor een virtuele vergadering bij CBC. Ik werkte bijna zes jaar bij de publieke omroep als producent voor televisie en radio.

Hij zei dat hij kon zien dat ik “gepassioneerd” was over wat er in Gaza gebeurde. Hij vertelde me dat het zijn taak was om ervoor te zorgen dat mijn passie me niet partijdig maakte. Hij zei dat ik “de grens nog niet had overschreden”, maar dat ik voorzichtig moest zijn. Het gesprek eindigde met zijn suggestie dat ik misschien wel met psychisch verlof wilde gaan.

Ik weigerde. Mijn hoofd was in orde. Ik kon duidelijk zien wat er gebeurde.

Eerder die dag had ik mijn mening gegeven in een vergadering met mijn team bij CBC News Network, het 24-uurs televisienieuwskanaal van de omroep. Het was zes weken na Israëls beleg en bombardement van de Gazastrook, dat op dat moment meer dan 11.000 Palestijnen had vermoord, de meerderheid van hen vrouwen en kinderen. Juridische experts suggereerden al dat wat er plaatsvond een “potentiële genocide” kon zijn, waarbij een Israëlische Holocaust-onderzoeker het “een schoolvoorbeeld” noemde.

Ik uitte mijn bezorgdheid aan mijn team over de frequentie waarmee Palestijnse gasten werden geannuleerd, de nauwkeurigheid waarmee hun uitspraken werden beoordeeld en het patroon van meten met twee maten en gewichten in onze berichtgeving. Hierna stelde ik een redelijk en evenwichtig interview voor: twee genocide-experts met tegengestelde meningen die bespreken of de acties en retoriek van Israël passen binnen de wettelijke definitie van de misdaad.

Senior collega’s klonken paniekerig. Mijn uitvoerend producent antwoordde dat we “voorzichtig moesten zijn om presentatoren niet in een moeilijke positie te brengen”. Ze wilden tijd om met hogerhand te overleggen voordat ze een beslissing namen. Een paar uur later zat ik tegenover dezelfde leidinggevende en werd ik gewaarschuwd dat ik “over de schreef” zou gaan.

De volgende middag kwam ik naar wat een gewone vergadering moest worden om de gesprekken door te nemen die we voor de komende dagen hadden gepland, maar er waren een paar ongebruikelijke gasten aanwezig. Naast mijn collega’s verschenen de gezichten van mijn uitvoerend producent en zijn leidinggevenden op Google Meet.

De managers waren er om over mijn voorstel te praten. Ze zeiden dat ze geen veto uitspraken – het was niet de bedoeling dat ze redactionele beslissingen namen – maar ze suggereerden dat onze uitzending niet de beste keuze was. Ik wees erop dat het netwerk wel geschikt werd geacht voor interviews met gasten die de oorlog van Rusland tegen Oekraïne en de onderdrukking van de Oeigoeren door China als genocide bestempelden. De managers keken ongemakkelijk. Ik werd overgeplaatst naar een panel met twee gasten die het Westen opriepen om regimewisselingen in Moskou en Teheran te steunen. (Sinds het begin van deze ongewone bijeenkomsten maakte ik opnamen om mezelf te beschermen).

Maar daar bleef het niet bij. De volgende week, laat op een vrijdagmiddag, kreeg ik een e-mail van dezelfde twee managers die negatief hadden gereageerd op mijn voorstel. Ze wilden me dringend spreken. Aan de telefoon werd me gevraagd om het gesprek geheim te houden.

Ze vertelden me dat ik de gevoelens van sommige van mijn collega’s had gekwetst. Maar het was meer dan alleen gekwetste gevoelens: iemand beschuldigde me van antisemitisme.

Ik had, zo bleek, “de grens overschreden”.

Om je op te werken naar een vaste baan bij de publieke omroep van Canada moet je weten welke verhalen, invalshoeken en gasten aanvaardbaar zijn en welke niet. Als onzekere “losse” werknemer – een categorie werknemers die meer dan een kwart van het CBC-personeel omvat – had ik niet lang nodig om te beseffen dat het onderwerp Israël-Palestina waar mogelijk vermeden moest worden. Als het al aan bod kwam, werd stilzwijgend verwacht dat het op zo’n manier zou worden ingekaderd dat de geschiedenis zou worden verdoezeld en de hedendaagse realiteit zou worden opgeschoond.

Na 7 oktober was het voor het bedrijf niet langer mogelijk om het te blijven vermijden. Maar omdat de CBC ’s werelds langst actieve militaire bezetting in de aanloop naar die gruweldaad nooit in de juiste context had geplaatst, was het slecht uitgerust om verslag te doen van wat er daarna gebeurde.

De CBC zou de daaropvolgende maanden de gruwelen die Israël zou toebrengen aan de Palestijnen in Gaza goedpraten. In de dagen nadat Israël zijn bombardementcampagne begon, was dit al duidelijk: terwijl Israëlische functionarissen en experts vrijwel niet werden nagetrokken, werd een ongekend niveau van achterdocht toegepast op de familieleden van diegenen die zich in Gaza bevonden.In mijn job moest ik het werk van de collega-producenten controleren en toezicht houden op de interviews, dus ik bevond me in een goede positie om de dubbele standaarden van dichtbij te zien.

In het begin, uit bezorgdheid dat het mijn kansen op een staffunctie waar ik onlangs naar had gesolliciteerd in gevaar zou brengen, uitte ik slechts milde kritiek. Maar naarmate het dodental steeg, begon mijn carrière minder belangrijk te worden. Als journalisten in Gaza hun leven opofferden om de waarheid te vertellen, dan zou ik op zijn minst bereid moeten zijn om risico’s te nemen
Bovendien, zei ik naïef tegen mezelf, zou het voor mij makkelijker zijn om een afwijkende mening te hebben dan de meeste van mijn collega’s. Ik ben van gemengde joodse afkomst, opgevoed door een vader die als jong kind de Holocaust ontvluchtte en die zijn leven lang te maken had met het trauma en het schuldgevoel van het overleven terwijl zijn familieleden door de nazi’s werden vermoord. Ik geloofde dat het voor cynische acteurs een grotere uitdaging zou zijn om valse beschuldigingen van antisemitisme tegen mij te gebruiken.

Ik bleek het mis te hebben.

De uitzondering voor Palestina bij CBC

In de aanloop naar 7 oktober zei een senior collega dat als we geluk hadden, “de nieuwsgoden over ons zouden schijnen” en een einde zouden maken aan een reeks van “slow news” dagen. Toen ik op die noodlottige zaterdag wakker werd door meerdere waarschuwingen op mijn telefoon, wist ik dat zowel de wereld als mijn professionele leven op het punt stonden drastisch te veranderen.

Zelfs vóór 20 oktober was het een strijd om senior collega’s van de CBC ervan te overtuigen dat ze nauwkeurig verslag moesten uitbrengen over de Palestijnen. Hier zijn enkele van de ideeën voor tv-interviews die een collega en ik naar voren brachten, maar werden afgewezen: Het rapport van Human Rights Watch uit 2021 waarin Israël wordt bestempeld als een apartheidsstaat; de verdrijvingen uit Sheikh Jarrah in hetzelfde jaar; Israël dat de Palestijns-Amerikaanse journaliste Shireen Abu Akleh vermoordt in 2022; en het Israëlische bombardement op het vluchtelingenkamp in Jenin in juli 2023.

Het laatste idee kreeg aanvankelijk groen licht, maar werd later geannuleerd omdat een senior producer bezorgd was dat de presentatrice te veel op haar boterham zou krijgen. Rond deze tijd pitchte ik ook iemand van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem om te praten over de mogelijke impact van de veelbetwiste justitiële hervormingen op de Palestijnen – maar dit werd afgezegd uit angst voor klachten. Dit zouden vertrouwde excuses worden.

Na 7 oktober was ik bang om naar mijn werk te gaan: elke dienst ging de impact van de vooroordelen in de hoogste versnelling merken. Zelfs in dit vroege stadium legden Israëlische functionarissen genocidale verklaringen af die in onze berichtgeving werden genegeerd. Op 9 oktober zei minister van Defensie Yoav Gallant: “Ik heb een volledig beleg van de Gazastrook bevolen. Er zal geen elektriciteit zijn, geen voedsel, geen brandstof; alles is afgesloten. We vechten tegen menselijke beesten en daar handelen we naar.” Zelfs na deze opmerking bleef mijn uitvoerend producent kibbelen over het gebruik van het woord “belegerd” in onze scripts of verwijzingen naar de “benarde situatie van de Palestijnen”.

Op 20 oktober stelde ik voor om Hammam Farah, een Palestijns-Canadese psychotherapeut, terug te laten keren op het netwerk. In een eerder interview had hij ons verteld dat zijn familie onderdak had gevonden in de Grieks-orthodoxe kerk Sint Porphyrius in Gaza City. De week daarop hoorde ik via sociale media dat zijn achterneef was vermoord bij een Israëlische luchtaanval op het 12e-eeuwse gebouw. Mijn uitvoerend producent reageerde via een instant message op mijn pitch: “Ja, als hij dat wil. Het kan ook zijn dat we moeten zeggen dat we deze dingen niet kunnen verifiëren – tenzij we dat wel kunnen.”

Ik was stomverbaasd. Nooit in mijn bijna 6 jaar bij CBC werd er van mij verwacht dat ik de dood van iemand uit de naaste omgeving van een gast zou verifiëren, of dat ik een disclaimer in een interview zou zetten dat we dergelijke beweringen niet op feiten konden controleren. Dat is geen standaard die producenten geacht werden te hanteren, behalve blijkbaar voor Palestijnen.Trouwens, zelfs in dat vroege stadium was de civiele samenleving volledig ingestort in Gaza. Ik kon niet zomaar de gezondheidsdienst of het gerechtsgebouw bellen om te vragen of ze een overlijdensakte konden e-mailen. Ik had al de volledige naam van Farah’s familielid en ik had een Facebook-profiel gevonden dat overeenkwam met een herdenkingsfoto die hij op Instagram had geplaatst. Dit was al meer verificatie dan ik had gedaan voor Israëlische geïnterviewden van wie geliefden waren omgekomen op 7 oktober. Een paar dagen later zond een ander programma op het netwerk een interview uit met de gast met een passief taalgebruik in de kop: “Toronto man zegt dat familielid werd gedood in luchtaanval die Gaza trof.”

Ik werd gedwongen om een dun koord te balanceren, in een poging om enige journalistieke integriteit te behouden en tegelijkertijd mijn carrière intact te houden.

Begin november werd ik gevraagd om toezicht te houden op de productie van een interview met een voormalige Amerikaanse functionaris die nu voor het Washington Institute for Near East Policy werkt, een pro-Israël denktank.

Tijdens het interview mocht hij live in de uitzending een aantal aantoonbaar onjuiste beweringen herhalen – waaronder dat Hamas-strijders op 7 oktober baby’s hadden onthoofd en dat Gazaanse burgers konden voorkomen dat ze gebombardeerd werden als ze maar naar het Israëlische leger luisterden en naar het zuiden gingen. Dit was nadat burgerkonvooien die zuidwaarts vluchtten via “veilige routes” voor het oog van de wereld waren gebombardeerd door het Israëlische leger.

Zodra ik deze tweede onwaarheid hoorde, stuurde ik een bericht naar mijn team met de suggestie dat de presentatrice terug zou krabbelen – maar ik kreeg geen reactie. Achteraf zei de presentatrice dat ze de opmerking had laten passeren omdat de tijd beperkt was, ook al had ze de tijd kunnen nemen voor een minder belangrijk verhaal later in het programma.

De meerderheid van de Palestijnse gasten die ik sprak tijdens de eerste zes weken van Israëls aanval op Gaza zeiden allemaal hetzelfde: ze wilden live interviews doen om het risico te vermijden dat hun woorden geredigeerd zouden worden of dat hun interview niet uitgezonden zou worden. Dit waren gegronde zorgen.

Nooit eerder in mijn carrière werden zoveel interviews geannuleerd uit angst voor wat gasten zouden kunnen zeggen. Ook was er nog nooit een opdracht geweest van senior collega’s om een bepaalde groep mensen te pushen om vooraf opgenomen interviews te doen. (CBC vertelde The Breach dat ze de bewering dat interviews “routinematig werden geannuleerd” “categorisch verwerpt”).

Bij een andere gelegenheid in november werd een Palestijns-Canadese vrouw in Londen (Ontario), ene Reem Sultan, die familie had die vastzat in de Strook, ingepland voor zo’n vooraf opgenomen interview. Omdat ze gefrustreerd was over eerdere interviews die ze had gegeven en omdat de berichtgeving over de situatie van haar familie “verwaterd” was, vroeg ze of ze in plaats daarvan live kon gaan.

Toen ik dit aan de senior producer vroeg, keek hij ongemakkelijk en zei dat het interview geannuleerd moest worden, met het argument dat de gast die week al op het netwerk was geweest. Ik was het ermee eens dat het beter zou zijn om een nieuwe Palestijnse stem te interviewen en zei dat ik contactinformatie had voor een aantal alternatieve gasten. Nadat hij het interview met Sultan had afgezegd, liet de senior producer me echter weten dat hij toch geen andere gast wilde.

‘Genocide’ weglaten

De meeste programma’s op het netwerk leken elke vermelding van “genocide” in de context van Gaza te vermijden.

Op 10 november pushte mijn senior producer me om een interview te annuleren dat ik had geregeld met een Palestijns-Canadese ondernemer, Khaled Al Sabawi. Volgens zijn “pre-interview” – een gesprek dat gewoonlijk plaatsvindt vóór het uit te zenden interview – waren 50 van zijn familieleden vermoord door Israëlische soldaten. Het deel van het transcript waar de senior producer zich zorgen over maakte was Al Sabawi’s bewering dat Netanyahu’s regering “publiekelijk haar intentie om genocide te plegen bekend had gemaakt”. Hij was het ook niet eens met de verwijzingen van de gast naar een “gedocumenteerde geschiedenis van racisme” en “apartheid” onder de Israëlische bezetting, evenals zijn suggestie dat de Canadese regering medeplichtig was aan de moord op Gazaanse burgers.

De senior producer uitte zijn bezorgdheid via e-mail aan de uitvoerend producent, die vervolgens een kopie stuurde naar een van de hogere managers. De uitvoerend producent antwoordde dat het “klonk alsof [zijn verklaring] verder ging dan een mening en feitelijk onjuist was”. De hogere manager antwoordde dat ze dacht dat het interview “te riskant zou zijn als een pre-tape of live [interview]”
Ondanks het feit dat het standpunt van de gast overeenkwam met dat van veel VN-experts en Westerse mensenrechtenorganisaties, werd het interview geannuleerd. (CBC vertelde The Breach dat “de gast ons aanbod van een vooraf opgenomen interview afwees”, maar Al Sabawi had vanaf het begin tegen de producers gezegd dat hij alleen een live interview zou doen).

In een ander geval werd van een Palestijns-Canadese gast genaamd Samah Al Sabbagh, wiens bejaarde vader toen vastzat in Gaza, een deel van haar vooraf opgenomen interview uitgeknipt voordat het werd uitgezonden. Ze had het woord “genocide” gebruikt en sprak over de opzettelijke uithongering van Palestijnen in Gaza. De senior producer vertelde me dat de montage te wijten was aan tijdgebrek. Maar de producer en de presentator waren het er over eens dat de ongemonteerde woorden van de gast te controversieel waren. (CBC vertelde The Breach dat het “geen interviews met Palestijnen heeft ‘geannuleerd’ omdat ze verwijzen naar genocide en apartheid.”)

Tegen november 2023 werd het steeds moeilijker om de schaamteloze retoriek van hoge Israëlische functionarissen te negeren, evenals het aantal burgerdoden, dat in de 21e eeuw zijn weerga niet kende. Maar je zou over deze dingen niets gehoord hebben in onze shows, ondanks de inspanningen van een aantal producenten. (Begin 2024 veranderden de hoorzittingen van het Internationaal Gerechtshof – en later de uitspraak dat Israël zich moest onthouden van acties die “aannemelijk een genocide” zouden kunnen vormen – de discussie en verscheen het woord “genocide” eindelijk een paar keer op CBC).

Maar eind oktober boekte ik een interview met Adel Iskandar, Associate Professor of Global Communication aan de Simon Fraser University, om te praten over taal en propaganda van Israëlische en Hamas-functionarissen. De presentator die die dag inviel was bang voor klachten, maakte zich zorgen over het feit dat de gast live geïnterviewd wilde worden en beoordeelde hem als partijdig. Opnieuw werd een interview geannuleerd.

Een geheime zwarte lijst

Op een zaterdag midden oktober kwam ik op mijn werk aan kort na de uitzending van een interview met de prominente Palestijns-Canadese advocate en voormalig woordvoerster van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, Diana Butt.

Er was commotie geweest, werd me verteld. Een producer van The National – het belangrijkste nachtelijke nieuws- en actualiteitenprogramma van de CBC – was blijkbaar tijdens het interview de redactiekamer binnengestormd met de mededeling dat Buttu op een lijst van verboden Palestijnse gasten stond en dat we haar niet mochten boeken.

Ik hoorde van meerdere collega’s dat de vermeende lijst met verboden Palestijnse gasten niet officieel was. Het gerucht ging dat een aantal pro-Israël producenten hun eigen lijst hadden opgesteld met gasten die vermeden moesten worden.

Later kreeg ik van de producer van het interview te horen dat Buttu’s gegevens na de uitzending op mysterieuze wijze waren verdwenen uit een gedeelde CBC database. Tegen die tijd had ik ook ontdekt dat de naam en contactgegevens van de Palestijnse ambassadeur Mona Abuamara, die eerder was geïnterviewd, ook waren verwijderd. Het leek geen toeval dat beide gasten uitgesproken verdedigers van Palestijnse rechten waren.

Terwijl producers die verontrust waren door de berichtgeving van de CBC over Gaza fluisterend spraken, voelden pro-Israëlische collega’s zich op hun gemak bij het maken van ontmenselijkende opmerkingen over Palestijnen in de redactiekamer.

In één geval hoorde ik een collega producer laatdunkend spreken over de beslissing van een gast om een keffiyeh te dragen voor een interview, voordat hij opmerkte dat hij [de presentator] “weet hoe hij met deze mensen om moet gaan”. Deze gast had tientallen familieleden die waren vermoord door het Israëlische leger in Gaza.

Het leek erop dat de enige Palestijnse gast die CBC wilde interviewen de trieste, volgzame Palestijn was die over zijn lijden sprak zonder enige analyse of oplossingen te bieden om het te beëindigen. Wat ze niet wilden was een boze Palestijn vol rechtschapen verontwaardiging tegenover regeringen die medeplichtig waren aan de ontheemding en moord van hun familie.

In dit stadium begon ik me misselijk te voelen op mijn werk. En op een zaterdagavond veranderde die misselijkheid in woede.

Ik was gevraagd om de productie af te maken van een vooraf opgenomen interview met een onderzoeker van een “constructieve dialoog” over incidenten van vijandigheden op de campus over de oorlog en hoe mensen bij elkaar te brengen – het soort interview waar de CBC dol op is, omdat het een manier is om te laten zien dat je het verhaal verslaat zonder echt te praten over wat er in Gaza gebeurde.

Ik voerde de taak in goed vertrouwen uit en schreef een inleiding die begon met een voorbeeld van antisemitisme en vervolgens een ander voorbeeld van anti-Palestijnse haat, waarbij ik ervoor zorgde dat mijn benadering “evenwichtig” was. Maar mijn senior producer verwijderde het voorbeeld van anti-Palestijnse haat en verving het door een wishy-washing “beide kanten” voorbeeld, terwijl hij het specifieke ernstige incident van antisemitisme intact liet. Hij bewerkte ook mijn formulering om te suggereren dat pro-Palestijnse demonstranten op Canadese campussen aan de “kant” van Hamas stonden.

Ik hoorde de presentator de senior producer bedanken voor de bewerkingen, op basis van het feit dat incidenten van antisemitisme zogenaamd erger waren. Hoewel de introductie van deze vooroordelen in mijn script relatief onbeduidend was in vergelijking met sommige andere dubbele standaarden waarvan ik getuige was, was het een kantelpunt.Ik vroeg de senior waarom hij mijn script journalistiek slechter had gemaakt. Hij verzon een slecht excuus. Ik zei hem dat ik dit niet meer kon maken en liep huilend de redactiekamer uit.

De waarheid vertellen over CBC

Die avond thuis losten de misselijkheid en de woede op en voor het eerst in zes weken voelde ik een soort rust. Ik wist dat het onhoudbaar was om bij CBC te blijven.

Tijdens een teamvergadering de week daarop, half november, zei ik de dingen die ik had willen zeggen sinds het begin van de Israëlische aanval op Gaza.

Ik begon het gesprek met te zeggen hoeveel ik van mijn team hield en sommige collega’s als vrienden beschouwde. Ik zei dat de problemen niet uniek waren voor ons team, maar voor de hele CBC.

Maar de frequentie waarmee Palestijnse gasten geannuleerd werden, de druk om deze ene groep vooraf op te nemen en het ongekende niveau van toezicht dat op hen werd uitgeoefend, toonden aan dat er met twee maten en gewichten gemeten werd. Ik zei dat er een onuitgesproken regel leek te zijn rond woorden als “genocide”. Ik wees erop dat Arabische en islamitische collega’s, vooral degenen met een onzekere baan, bang waren om hun bezorgdheid te uiten, en dat ik en anderen ontmenselijkende opmerkingen over Palestijnen hadden gehoord in de redactiekamer. (CBC vertelde The Breach dat er “geen specifieke meldingen zijn geweest van anti-Palestijnse en islamofobe opmerkingen in de redactiekamer waarop managers hebben gereageerd of die ze hebben opgevolgd”).

Ik zei dat twee decennia na de door de VS geleide invasie van Irak, het algemeen bekend was dat de media gefaald hadden om hun werk te doen door de leugens te bediscussiëren die gebruikt werden om een oorlog en bezetting te rechtvaardigen die een miljoen Irakezen het leven kostte – en dat wij als journalisten een speciale verantwoordelijkheid hadden om de waarheid te vertellen, zelfs als dat ongemakkelijk was.

Een paar collega’s uitten dezelfde bezorgdheid. Anderen rolden met hun ogen. (CBC vertelde The Breach dat het zich niet kan herinneren dat er iemand anders was die bezorgdheid uitte tijdens de vergadering, maar audio-opnames laten iets anders horen).

De vraag waarom er nervositeit was rond deze kwestie kwam ter sprake. Ik zei dat één van de redenen waarom we er tegen waren om Palestijnse gasten het “G-woord” te laten gebruiken, de klachtencampagnes waren van rechtse lobbygroepen zoals “HonestReporting Canada”.

Inderdaad, in slechts 6 weken waren er al 19 afzonderlijke gevallen van “HonestReporting” die achter CBC-journalisten aangingen, waaronder een presentator in ons team. “HonestReporting” had ook de verantwoordelijkheid opgeëist voor het ontslaan van twee Palestijnse journalisten, van wie er één op dat moment met zwangerschapsverlof was.

Dit alles had een afschrikwekkend effect. Presentatoren en senior collega’s noemden vaak de dreiging van klachten als reden om Israël-Palestina niet te verslaan. In de tijd dat ik er werkte, werd een senior schrijfster zelfs naar managementvergaderingen geroepen om haar vermeende vooroordelen te bespreken nadat een campagne van “HonestReporting” tegen haar was gericht. Haar contract werd geschorst. Deze controle op de output van mediawerkers versterkte bestaande institutionele tendensen die ervoor zorgden dat CBC zelden afweek van het smalle spectrum van “legitieme” meningen die vertegenwoordigd werden door de bestaande politieke klasse van Canada.

Bepaalde CBC-programma’s leken meer vooringenomen dan andere. “The National” was bijzonder slecht: volgens een onderzoek van The Breach liet de primetime show van het netwerk 42 procent meer Israëlische stemmen aan het woord dan Palestijnse in de eerste maand van de verslaggeving na de Hamas-aanval van 7 oktober.

Hoewel sommige podcasts en radioprogramma’s de oorlog in Gaza genuanceerder leken te verslaan, was het probleem van de anti-Palestijnse vooringenomenheid in het taalgebruik alomtegenwoordig op alle platforms.

Volgens een onderzoek in The Breach gaf CBC deze ongelijkheid zelfs toe door te stellen dat alleen het doden van Israëli’s de term “moorddadig” of “wreed” verdiende, omdat het doden van Palestijnen “op afstand” gebeurt. Beelden van kinderen die tussen de verdiepingen van een flatgebouw worden platgedrukt en rapporten van premature baby’s die verhongeren in couveuses suggereren iets anders.

Ik sprak met veel gelijkgestemde collega’s om te zien of er een actie was die we allemaal konden ondernemen om de teneur van onze berichtgeving terug te dringen, maar het was begrijpelijk dat anderen aarzelden om actie te ondernemen – zelfs collectief – uit angst dat dit hun baan in gevaar zou brengen. Sommige van die collega’s zouden graag zijn weggelopen, maar financiële verantwoordelijkheden hielden hen tegen.

Er waren al eerder pogingen geweest bij CBC om de berichtgeving van de publieke omroep over Israël-Palestina te verbeteren. In 2021 ondertekenden honderden Canadese journalisten een open brief waarin ze de vooroordelen in de behandeling van het onderwerp door de reguliere media aan de kaak stelden.

Een aantal medewerkers van de CBC die de brief ondertekenden, werden naar vergaderingen gesleept en kregen te horen dat ze het onderwerp niet mochten verslaan of dat al hun toekomstige werk over het onderwerp zou worden doorgelicht. Een vriendin van het werk had later spijt van het ondertekenen van de brief omdat ze het gevoel kreeg dat ze als partijdig werd gebrandmerkt, waardoor haar pitches over Palestina sneller werden afgewezen.

Als antisemitisch bestempeld

Half november, nadat ik mijn bedenkingen aan mijn collega’s had uitgelegd, vond de reguliere wekelijkse pitch-bijeenkomst plaats. Toen pitchte ik de twee genocide-onderzoekers, voordat ik die virtuele vergadering met mijn uitvoerend producent moest bijwonen – waar hij voorstelde dat ik met psychisch verlof zou gaan – en nog een vergadering met twee managers die de volgende dag hun bezorgdheid uitten over mijn pitch. Maar de meest onaangename ontmoeting met het management zou nog komen.

Een week later werd ik beschuldigd van antisemitisme op basis van iets wat ik niet eens had gezegd. Volgens een manager had iemand me ervan beschuldigd te beweren dat “de olifant in de kamer [de] rijke Joodse lobby was.” (CBC vertelde The Breach dat “medewerkers hun bezorgdheid uitten” dat wat ze zei “discriminerend” was).

De beschuldiging was diep pijnlijk vanwege mijn Joodse erfgoed en hoe het leven van mijn vader – en als gevolg daarvan ook dat van mij – diep geschaad was door antisemitisme. Maar ik wist ook dat ik kon bewijzen dat het ongegrond was: Ik had opgenomen wat ik zei, bang dat iemand mijn woorden zou kunnen verdraaien om ze tegen mij te gebruiken.

Wat ik letterlijk gezegd had, was dit:
“Ik wil gewoon de olifant in de kamer aanpakken. De reden waarom we bang zijn om Palestijnse gasten toe te laten het woord ‘genocide’ te gebruiken is omdat er een zeer, zeer goed gefinancierde [sic], er zijn veel Israëlische lobby’s, en elke keer als we dit soort interviews doen, zullen ze klagen, en het geeft hoofdpijn. Daarom doen we het niet. Maar dat is geen goede reden om deze gesprekken niet te voeren.”

Ik blijf bij mijn verklaring. “HonestReporting Canada” wordt gefinancierd door miljardairs. In december 2023 schepte “HonestReporting” op dat ze “Canadezen hadden gemobiliseerd om 50.000 brieven naar nieuwsbedrijven te sturen”. De groep heeft ook een litanie van aanvallen gepubliceerd op journalisten bij CBC en andere media die accurate verslaggeving over Palestina hebben gedaan, en heeft e-mailsjablonen gemaakt om het voor hun volgers gemakkelijker te maken om bij media te klagen over specifieke verslaggevers.

Andere, gelijkaardige pro-Israël groepen zoals het “Committee for Accuracy in Middle East Reporting in America” (CAMERA) en de “Canary Mission” gebruiken gelijkaardige tactieken om te proberen journalisten, academici en activisten die de waarheid vertellen over Israël-Palestina het zwijgen op te leggen.

Ik vertelde de manager dat het veelzeggend was dat ik, in plaats van in te gaan op de racistische opmerking die ik van collega’s over Palestijnen had gehoord, degene was die beschuldigd werd van antisemitisme en discriminatie – op basis van woorden die ik niet eens had uitgesproken.

De banaliteit van het witwassen van oorlogsmisdaden

Toen ik op 30 november mijn ontslag indiende, voelde ik me opgelucht dat ik niet langer medeplichtig was aan het creëren van instemming met een genocidale wraakoorlog.

Ondanks mijn ervaring geloof ik nog steeds in het belang van de nationale omroep om in het publieke belang te handelen door onafhankelijk van zowel overheids- als bedrijfsbelangen te rapporteren, de waarheid te presenteren en een divers scala aan perspectieven te bieden.

Ik ben echter van mening dat de CBC niet aan deze verplichtingen heeft voldaan als het gaat om haar verslaggeving over Israël-Palestina. Ik denk dat historici in de toekomst de vele manieren zullen onderzoeken waarop CBC en de rest van de mainstream media hebben gefaald in het waarheidsgetrouw rapporteren over deze zich ontvouwende genocide – en daarmee waarschijnlijk hun delegitimatie als betrouwbare nieuwsbronnen hebben versneld.

Voordat ik mijn ontslag indiende, heb ik de kwestie van het meten met twee maten en gewichten aangekaart op verschillende niveaus van de CBC-hiërarchie. Hoewel sommige leden van het management beloofden mijn bedenkingen serieus te nemen, was ik over het algemeen teleurgesteld over de staat van de publieke omroep.

Na mijn oproep aan mijn collega’s midden november had ik een telefoongesprek met een sympathieke senior producer. Hij zei dat hij niet dacht dat mijn woorden tijdens de vergadering mijn kansen op de vaste staffunctie waar ik al zo lang van droomde in de weg zouden staan. Ondanks deze verzekering was ik er zeker van dat ik die nu niet zou krijgen: Ik wist dat ik te ver was gegaan door hardop te zeggen wat velen bij CBC dachten, maar niet openlijk konden zeggen. Sterker nog, ik zou me niet hebben uitgesproken als ik niet al had besloten om ontslag te nemen.

Als kind fantaseerde ik over het doodschieten van Hitler om de Holocaust te stoppen. Ik kon me niet voorstellen dat de meeste Duitsers daarin meegingen. Toen ik in de 20 was, kreeg ik een exemplaar van Hannah Arendt’s “Eichmann In Jerusalem: A Report On The Banality Of Evil” van antizionistische Israëlische vrienden. Ik heb veel aan die reportage gedacht toen ik probeerde de medeplichtigheid van de liberale media te begrijpen bij het verdoezelen van de realiteit van wat er in het Heilige Land gebeurt. Zoals Arendt theoretiseerde, zijn degenen die instemmen met genocides niet van nature slecht; het zijn vaak gewoon saaie carrièrejagers.

Om zeker te zijn, terwijl er een aantal senior CBC-journalisten zijn die duidelijk toegewijd zijn aan het verdedigen van Israël, ongeacht zijn acties, volgen veel journalisten gewoon de weg van de minste weerstand. Het feit dat er zo weinig vaste, fulltime CBC-banen zijn, gecombineerd met dreigende bezuinigingen, versterkt dit probleem alleen maar.

Ik hoor nog steeds van oud-collega’s dat pitch-meetings een zware strijd zijn. Sommige shows doen nauwelijks nog verslag over Gaza.

Journalist zijn is een enorm voorrecht en verantwoordelijkheid, vooral in oorlogstijd. Je stelt het nieuws samen voor het publiek; je beslist welke feiten je opneemt en welke je weglaat; je kiest wiens perspectieven je presenteert en wiens je negeert. Ik geloof dat een goede journalist in staat moet zijn om kritisch te kijken, niet alleen naar het nieuws, maar ook naar zijn eigen verslaggeving van het nieuws. Als je dit niet kunt, zou je het beroep niet moeten uitoefenen.

Ik heb met opzet geen identificeerbare informatie over mijn voormalige collega’s prijsgegeven. Uiteindelijk gaat dit niet over hen of mij: het is onderdeel van een veel breder probleem in redactiekamers in het hele land en de westerse wereld – en ik vind het een morele plicht om dit aan het licht te brengen. Als ik dat niet zou doen, zou ik het mezelf nooit vergeven.

Net zoals ik mijn collega’s niet bij naam noem, schrijf ik dit onder een pseudoniem. Hoewel het spectrum van aanvaardbaar discours blijft verschuiven, blijven de carrièregevolgen voor klokkenluiders over deze kwestie geducht.

Ik moedig collega-journalisten die weigeren mee te werken aan het witwassen van oorlogsmisdaden, vooral degenen met de zekerheid van een staffunctie, aan om met gelijkgestemde collega’s te praten over collectieve actie; om je vakbondsteam en -vertegenwoordiger te benaderen; en om gevallen van dubbele standaarden in jullie redactiekamers te documenteren en te delen met andere mediawerkers.

Het was eng, maar ik heb er geen spijt van dat ik mijn stem heb laten horen. Mijn enige spijt is dat ik dit niet eerder heb geschreven.


Het originele artikel “CBC has whitewashed Israel’s crimes in Gaza. I saw it firsthand” werd gepubliceerd in The Breach, een onafhankelijk mediakanaal dat kritische journalistiek produceert, en werd met toelating vertaald door Francis J.

De standpunten in dit artikel zijn uitsluitend die van de auteur en kunnen al dan niet een weergave zijn van de standpunten van Plutopia.be

Auteur

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here